-
1 frémir
frémir [freemier]〈 werkwoord〉1 ruisen 〈 van bladeren, stoffen〉 ⇒ trillen 〈 van lucht, snaar〉 ⇒ gonzen 〈 van insecten〉 ⇒ zingen 〈 van water op het punt van koken〉v1) ruisen [bladeren]2) trillen [lucht, snaar]3) zingen [voor kookpunt]4) rillen, beven -
2 mordre
mordre [mordr]♦voorbeelden:ça ne mord pas • de vis wil niet bijtenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 bijtenv1) bijten (in)3) aantasten5) steken [insect] -
3 onglée
onglée [õglee]〈v.〉♦voorbeelden: -
4 froid
froid1 [frwaa]〈m.〉1 kou♦voorbeelden:1 un froid de canard, de chien, de loup • ijzige, bittere kouavoir froid aux mains • koude handen hebbenla saison des grands froids • het koude jaargetijdefroid noir • ijzige, bittere kouvert de froid • blauw van de kouavoir froid • het koud hebbencela me fait froid dans le dos • de koude rillingen lopen ervan over mijn rugil fait froid • het is koudle temps se met au froid • het wordt koudjeter un froid • een pijnlijke stilte teweegbrengen————————froid2 [frwaa]2 onbewogen ⇒ onverstoorbaar, gereserveerd♦voorbeelden:1. m1) kou2) verkoudheid2. adj1) koud, koel2) onbewogen, onverstoorbaar3) zonder gevoel/expressie [kunst] -
5 chaud
chaud [sĵoo]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord〉4 warm ⇒ hartstochtelijk, enthousiast5 levendig ⇒ fel, hevig♦voorbeelden:avoir eu chaud • in de rats gezeten hebbenfaire chaud • warm (weer) zijncela ne me fait ni chaud ni froid • dat laat me koudtenir au chaud • warm houdensouffler le chaud et le froid • alles voor het zeggen hebbenattraper, prendre un chaud et froid • kou vatten, een kou oplopen3 du lait tout chaud • melk, vers van de koenouvelle toute chaude • nieuwtje heet van de naalddu pain tout chaud • ovenvers broodchaude discussion • verhitte discussieadj, adv1) warm, heet2) koortsig3) vers, pas gebeurd4) enthousiast5) levendig, fel, hevig6) meeslepend, ontroerend -
6 peler
peler [pəlee]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:————————peler (de froid)v1) vervellen2) schillen, pellen -
7 brûler
brûler [bruulee]1 (ver-, af)branden ⇒ door vuur verteerd worden, in brand staan, (op)vlammen♦voorbeelden:brûler de fièvre • van koorts gloeien→ torchonII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:♦voorbeelden:→ cervellev1) (ver)branden, afbranden2) (laten) aanbranden [spijzen]4) warm zijn [spel]5) (zonder te stoppen) voorbijgaan, -rijden -
8 attraper
attraper [aatraapee]1 pakken ⇒ grijpen, (op)vangen2 beetnemen ⇒ erin laten lopen, foppen3 betrappen ⇒ snappen, verrassen7 treffen ⇒ raken, vatten♦voorbeelden:attraper qn. par le bras • iemand bij de arm pakkense faire attraper • gepakt wordenil m'a bien attrapé • hij heeft me flink beetgenomen, er mooi in laten lopen3 tu serais bien attrapé si • je zou er raar, vreemd van opkijken alsque je t'y attrape! • laat ik het niet merken, waag het eens!attraper qn. à qc. • iemand op iets betrappen♦voorbeelden:v1) (beet)pakken, grijpen2) beetnemen, foppen3) betrappen, verrassen5) oplopen, opdoen [ziekte]6) halen [bus, trein]7) vatten [kou]8) treffen, raken -
9 ciel
〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord〉♦voorbeelden:ciel bas • laaghangende bewolkingciel couvert • bedekte lucht————————ciel2 [sjel],cieux [sjeu]〈m.; ook tussenwerpsel〉1 hemel(gewelf) ⇒ uitspansel, firmament♦voorbeelden:remuer ciel et terre • hemel en aarde bewegen〈 figuurlijk〉 tomber du ciel • uit de lucht komen vallen; omvallen van verbazingavoir l'air de tomber du ciel • er verdwaasd uitzienà ciel ouvert • in de open luchtsous le ciel • hier (op aarde)sous d'autres cieux • in een ander land, in andere landenjuste ciel! • goeie hemel!〈 spreekwoord〉 aide-toi, le Ciel t'aidera • help uzelf, zo helpt u Godélever qn. jusqu'au ciel • iemand de hemel in prijzenmériter le ciel • (een plaats in) de hemel verdienenmonter au ciel • ten hemel opvarenm1) hemel, (blauwe) lucht2) baldakijn -
10 couper
couper [koepee]♦voorbeelden:¶ couper court à • een eind maken aan, de kop indrukkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (door)snijden ⇒ afsnijden, opensnijden, knippen, (om)hakken, maaien6 stopzetten ⇒ tegenhouden, versperren♦voorbeelden:le froid coupe les mains, les lèvres • de kou doet je handen afvriezen, doet je lippen splijtencouper un organe • een orgaan verwijderenle vent coupe le visage • de wind snijdt in je gezichtle village a été coupé du reste du monde • het dorp is van de rest van de wereld afgesnedencouper avec les dents • af-, doormidden bijtencouper avec une scie • af-, doormidden zagencouper à travers champs • de kortste weg nemencouper l'eau, le courant • het water, de stroom afsluitencouper la fièvre • de koorts doen dalencouper le mal à, dans la racine • het kwaad met wortel en tak uitroeiencouper la retraite à l'ennemi • de vijand de terugtocht afsnijdencouper le vent • tegen de wind beschermença vous la coupe! • dat verbaast je!coupez! • stop! 〈 film-, geluidsopname〉〈 telefoon〉 ne coupez pas, s.v.p. • blijft u aan de lijn a.u.b.♦voorbeelden:il se couperait en quatre pour lui • hij gaat door het vuur voor hem1. v1) snijden, scherp zijn3) (door)snijden, afsnijden, knippen, omhakken, maaien4) amputeren5) schrappen [tekst]6) verwonden7) splitsen8) stopzetten9) tegenhouden10) aanlengen11) afnemen [kaarten]12) castreren2. se couperv1) zich/elkaar verwonden3) zichzelf tegenspreken, zich verraden -
11 gagner
gagner [gaanjee]2 winnen♦voorbeelden:gagner de quoi vivre • in zijn levensonderhoud kunnen voorzien3 y gagner • erop vooruitgaan, in iemands voordeel zijnil gagne à être connu • als je hem beter leert kennen, valt hij best meeon ne gagne rien à attendre • wachten helpt niet veelc'est toujours ça de gagné! • dat is alvast meegenomen!gagner en qualité • beter van kwaliteit zijn, wordengagner en profondeur • veel dieper, veel verder gaanla mer gagne sur la côte • de zee wint terrein op de kustII 〈 overgankelijk werkwoord〉3 verkrijgen ⇒ verwerven, winnen4 bereiken ⇒ gaan naar, reiken tot5 zich meester maken van ⇒ bevangen, overmannen♦voorbeelden:gagner une maladie contagieuse • een besmettelijke ziekte oplopengagner de la place • ruimte winnengagner qn. à sa cause • iemand voor zijn zaak winnenla faim le gagnait • hij kreeg hongerle froid le gagna • hij werd door kou bevangenle vertige le gagna • hij werd plotseling duizelig♦voorbeelden:se laisser gagner • zich laten overhalen, verleidenv1) verdienen2) winnen4) verkrijgen, behalen5) bereiken, gaan (naar) -
12 mourir
mourir [moerier]1 sterven ⇒ doodgaan, overlijden, afsterven♦voorbeelden:1 faire mourir • doden, terecht laten stellense laisser mourir • niets doen om in leven te blijvenon n'en meurt pas • daar ga je niet dood vans'ennuyer à mourir • zich doodvervelenmourir d' amour • vreselijk verliefd zijnmourir d' envie • erg veel zin in iets hebbenmourir de froid • sterven, vergaan van de koumourir de rage • stikken van woedemourir de honte • zich doodschamenmourir de plaisir • dolle pret hebbenmourir de rire • zich doodlachenmourir pour qn. • zijn leven voor iemand geven2 uitdoven ⇒ wegkwijnen, wegstervenv1) sterven2) uitdoven -
13 noir
noir1 [nwaar]〈m.〉2 (het) donker ⇒ (het) duister, duisternis♦voorbeelden:3 noir de fumée • roet, zwartselbroyer du noir • somber gestemd zijnvoir tout en noir • alles donker inzienmettre dans le noir • in de roos schietenun (petit) noir • een kopje zwarte koffie————————noir2 [nwaar]〈bijvoeglijk naamwoord; ook m., v.〉3 donker ⇒ duister, somber6 boosaardig ⇒ snood, grimmig7 macaber ⇒ griezelig, duivels8 clandestien ⇒ verboden, zwart♦voorbeelden:un(e) Noir(e) • neger(in), zwarte1. m1) (het) zwart2) (het) donker, duister3) zwartsel4) droefheid5) zwarte markt2. Noir/Noirem/fneger/-in, zwarte3. adj1) zwart2) vuil3) donker4) zwartgallig5) grimmig6) griezelig7) verboden, zwart -
14 grelotter
grelotter [grəlottee]〈 werkwoord〉 -
15 défendre
défendre [deefãdr]1 verdedigen ⇒ opkomen voor, pleiten voor, behartigen2 beschermen ⇒ beveiligen, beschutten♦voorbeelden:défendre sa maison à qn. • iemand de toegang tot zijn huis ontzeggen→ corps1 zich verdedigen ⇒ zich verweren, zich verzetten♦voorbeelden:se défendre contre le sommeil • tegen de slaap vechtenne pas pouvoir se défendre de 〈+ onbepaalde wijs of zelfstandig naamwoord〉 • het niet kunnen laten te; 〈 iets〉 niet kunnen laten1. v1) verdedigen, opkomen (voor)2) beschermen3) verbieden2. se défendrev5) ontkennen -
16 gêner
gêner [zĵennee]1 hinderen ⇒ belemmeren, lastig vallen, in de weg staan, storen♦voorbeelden:est-ce que la fumée vous gêne? • hebt u last van de rook?si cela ne vous gêne pas • als u er geen bezwaar tegen hebtcela vous gênerait de me prêter cent francs? • vind je het vervelend om mij honderd frank te lenen?être gêné pour respirer • moeilijk adem kunnen halencela vous gêne que … 〈+ aanvoegende wijs〉 • komt het ongelegen als …♦voorbeelden:1 ne vous gênez pas pour me téléphoner si tard! • je kunt me gerust zo laat opbellen!faites comme chez vous, ne vous gênez pas! • doe maar alsof je thuis bent, ga gerust je gang!〈 schertsend〉 ne vous gênez pas! • wel ja, je gaat je gang maar!v1) belemmeren, hinderen -
17 insensible
insensible [ẽsãsiebl]3 onmerkbaar ⇒ ongemerkt, geleidelijk (aan)♦voorbeelden:être insensible au froid • tegen de kou kunnen2 plus insensible qu'un roc • bikkelhard, met een hart van steenêtre insensible aux reproches • zich van verwijten niets aantrekkeninsensible aux prières • onverbiddelijk, niet te bewegenadj1) gevoelloos3) geleidelijk -
18 vider
vider [viedee]1 legen ⇒ ontdoen (van), halen (uit)♦voorbeelden:vider l'eau d' un vase • het water uit een vaas weggooienvider une maison de ses meubles • de meubels uit een huis halen♦voorbeelden:1. v1) legen, halen (uit)2) schoonmaken [vis, gevogelte]3) uitputten4) beslechten [geschil]5) eruit gooien2. se viderv1) leegstromen2) lozen (op) -
19 congeler
-
20 pincer
pincer [pẽsee]1 knijpen2 samenknijpen ⇒ vastklemmen, op elkaar klemmen♦voorbeelden:se faire pincer • opgepakt worden, betrapt worden; 〈 ook〉 het te pakken krijgen 〈 ziekte, verliefdheid〉♦voorbeelden:v1) knijpen2) vastklemmen3) betrappen4) snijden, door merg en been gaan5) tokkelen6) toppen [plant]7) innemen [naaiwerk]
- 1
- 2
См. также в других словарях:
Kou Qianzhi — (chinesisch 寇謙之 Kòu Qiānzhī, W. G. K ou Ch ien chih; * 365; † 448) war ein chinesischer Daoist aus der Zeit der Nördlichen Wei Dynastie, der den Himmelsmeister Daoismus (Tianshi dao) reformiert hat. Im Jahr 415 erschien ihm Laozi… … Deutsch Wikipedia
Die Stem van Suid-Afrika — English: The Call of South Africa anthem of South Africa Lyrics Cornelis Jacobus Langenhoven, 1918 Music Marthinus Lourens de Villiers, 1921 Adopted … Wikipedia
Die Stem van Suid-Afrika — ? Flagge Südafrikas von 1928–1994 Die Stem van Suid Afrika (wörtlich: „Die Stimme Südafrikas“, sinngemäß übersetzt eher Der Ruf Südafrikas , engl. The Call of South Africa ) wa … Deutsch Wikipedia
Die Stem Van Suid Afrika — Die Stem Van Suid Afrika (af) L Appel de l Afrique du Sud … Wikipédia en Français
Die Stem van Suid Afrika — Die Stem Van Suid Afrika (af) L Appel de l Afrique du Sud … Wikipédia en Français
Die stem van suid afrika — Die Stem Van Suid Afrika (af) L Appel de l Afrique du Sud … Wikipédia en Français
Die Stem van Suid-Afrika — ди стэм ван сёйд африка Голос Южной Африки … Википедия
avant-coureur — (a van kou reur) s. m. 1° Celui qui précède quelqu un pour l annoncer. 2° Fig. Ce qui précède et annonce. • Ce sermon fut l avant coureur de cette juste condamnation, BOSSUET Instr. 1. • .... Ces pleurs Du sang qui va couler sont les… … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
avant-courrière — (a van kou riê r ) s. f. Celle qui précède, qui devance. Poétiquement, l avant courrière du jour, l aurore. Au plur. Des avant courrières. ÉTYMOLOGIE Avant et courrier … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
coulavan — (kou la van) s. m. Espèce de loriot … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré
couvent — (kou van) s. m. 1° Maison religieuse d hommes ou de femmes. Mettre une fille au couvent. • Les seigneurs et les évêques de France mirent, par le consentement du pape Zacharie en 752, Pepin maire du palais sur le trône, et Childéric le dernier … Dictionnaire de la Langue Française d'Émile Littré